2008      
2008      

Acht hoeken van mijn atelier

Voor graficus Bert Keller (1954) speelt de artistieke betekenis van een vervaardigde prent een grotere rol dan de reproduceerbaarheid of de louter technisch vernuftige uitvoering ervan. De keuze voor een bepaald grafisch procédé zal hij slechts maken om het gestelde doel kracht kan bijzetten. Zo experimenteerde hij in 1995 met de voor hem onbekende mezzotint-techniek. Deze 'zwarte kunst' was in de 18e eeuw vooral populair in Engeland en Nederland en is te vergelijken met de drogenaald-techniek. De zeer bewerkelijke methode is in 1642 door Ludwig von Siegen te Amsterdam uitgevonden om pastels en krijttekeningen in al hun tonen en kleurnuances na te bootsen. Met de huidige technologie van het gritstralen kan de mezzotint echter op een snellere manier tot stand worden gebracht.

Op uitnodiging van Galerie Peninsula te Eindhoven en met financiële steun van de Provincie Utrecht, nam Bert Keller in 1995 deel aan de grafiekworkshop Senza Titolo, georganiseerd door Grafisch Atelier Daglicht, Peninsula en De Fabriek, waarin de deelnemers in staat werden gesteld op groot formaat te werken. Deelname aan een workshop met een dergelijk grote opzet was voor Keller een geheel nieuwe ervaring. Doorgaans ontstaan de beelden binnen de vier muren van zijn atelier en is het ontstaansproces een individueel en geïsoleerd gebeuren. Hier echter bestond de mogelijkheid ideeën uit te wisselen, over het werk te discussiëren en nieuwe contacten te leggen.

Toch is het zijn eigen atelierruimte die hij in de hier ontstane werken als onderwerp nam. Uitgangspunt vormde een eerdere serie van vier prenten waarop de hoeken van zijn atelier in Zeist centraal staan. In tegenstelling tot deze reeks drogenaalden, gedrukt in zwart-grafiet, besloot hij met de optische werking van licht te experimenteren door heldere kleuren in combinatie met iriserende pigmenten te gebruiken. Met het maken van een serie proefdrukken zette hij een intensieve zoektocht in naar het vinden van de meest sprekende kleuren. Resultaat werd een serie van acht, waarin elke afbeelding een formaat heeft van 80 x 200 cm. Per prent gebruikte hij drie verschillende drukplaten om de ivoorkleurige grondlaag, de blauw-iriserende muurdelen, en de zwarte grondvlakken tot een geheel te maken. Voor het verkrijgen van een monumentaal karakter gebruikte hij een minimum aan beeldende middelen en vond hij in de perspectivische werking van de isometrie een heldere en ruimtelijk sterke oplossing. Zo bleef de oorspronkelijke architectonische betekenis van de ruimte op het platte vlak behouden.

Ook in ander werk onderzoekt Bert Keller hoe hij beelden, verhalen en gebeurtenissen uit zijn directe leef- en werkomgeving naar het platte vlak kan vertalen. Door een bepaald gegeven in een andere context te plaatsen, probeert hij de vanzelfsprekendheid van de beeldelementen te ondermijnen en er een nieuwe functie voor te vinden. Daarbij zoekt hij naar een evenwicht tussen de emotionele, anekdotische en formele waarde van het onderwerp. De afwisseling van het figuratieve en abstracte speelt een belangrijke rol. In de ene prent zal Keller met figuratie een verhaal vertellen, in een volgende moeten de lege kleurvlakken voor zich spreken.

Na een maand van werken in De Fabriek, terug in de beslotenheid van zijn atelier, ging hij op zoek naar een afronding van het project. Hier maakte hij gebruik van de plattegrond van de werkruimte en isoleerde de delen met 'doorgangen'. Ook deze serie (vier bladen, elk in een oplage van vijf) drukte hij met de mezzotint-techniek. Tezamen met de drogenaaldetsen van eerder datum ontstond zo een reeks werken, die een helder en krachtig beeld opleveren van zijn directe leef- en werkomgeving.